In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2023-2027 zijn er verschillende instrumenten die op de één of andere manier relevant kunnen zijn voor akkervogels in het bijzonder of biodiversiteitsherstel in het algemeen. Over relevante ecoregelingen en zogenaamde AMKM’s (agromilieu- klimaatmaatregelen) maakten we eerder al eens een overzicht. In dit artikel buigen we ons wat dieper over de ecoregeling 'Faunamengsel', die eigenlijk een éénjarige variant is van de VLM-beheerovereenkomst 'vogelvoedselakker', die ondertussen al bijna 15 jaar wordt toegepast in Vlaanderen. Tegenover de ecoregeling staat een maximale vergoeding van 1.500€ per ha. Het is een niet-productieve maatregel voor de landbouw, omdat het faunamengsel zelf de hoofdteelt vormt en niet geoogst mag worden.
Het concept is eenvoudig. Het in het voorjaar ingezaaide mengsel van hoofdzakelijk zomergranen met bescheiden inmenging van Brassica (boerenkool, raapzaad, gele mosterd en huttentut), vlinderbloemigen (voederwikke, witte en rode klaver) en enkele andere soorten (zonnebloem, bernagie, vlas, phacelia) blijft onbewerkt op het perceel staan tot 15 maart van het daaropvolgend jaar. Zijn specifieke meerwaarde ligt vooral in het najaar- en winterseizoen, wanneer verschillende soorten akkervogels en akkerwild er komen eten van overstaand graan en andere zaden. Door de inmenging van vlinderbloemigen, brassicae en andere kruiden zullen deze percelen best wat structuur en daarmee ook dekking bevatten. Dat valt bij vele doelsoorten in trek. Omdat op deze ecoregeling geen gewasbescherming mag gebruikt worden, liggen er dus ook extra kansen voor een verhoogd aanbod aan insecten en geschikte nestplaatsen. Dat is wat vele akkervogels nodig hebben om zo veel mogelijk jongen op een veilige manier groot te brengen.
Het concept is eenvoudig. Het graanmengsel wordt in het voorjaar ingezaaid en blijft de hele winter staan zodat een breed palet aan boerenlandvogels er kan komen eten van beschikbare zaden.
Het gebruiksverbod op gewasbescherming klinkt vanuit het opzet van deze maatregel, met name het helpen van akkerfauna, als een evidentie. Het principe wordt sinds het huidige GLB consequent toegepast in zowel deze ecoregeling als de beheerovereenkomsten voor soortbescherming, Onder het vorige GLB zagen we namelijk vaak dat meerjarige wintervoedselakkertjes in het groeiseizoen een klassieke onkruidbestrijding meekregen. Onder het vorige GLB zagen we vaak dat wintervoedselakkertjes in het groeiseizoen een klassieke onkruidbestrijding meekregen. Dat doet misschien geen afbreuk aan de het produceren van wintervoedsel voor de vogels, maar het ontneemt de maatregel wél het potentieel om er ook in het broedseizoen akkervogels mee te helpen. Het is net de spontane pioniersvegetatie of in dit geval mee ingezaaide vlinderbloemigen en kruiden die er garant zullen staan voor een gevarieerd voedselweb aan kiemplantjes, allelei zaden en niet te vergeten alle insecten die door deze vegetatie worden aangetrokken. Om die kansen te verzilveren is een ongestoord habitat tijdens het ganse broedseizoen heel belangrijk, ook mechanische bestrijding van onkruiden ligt in die periode dus eigenlijk wel gevoelig.
Onder het vorige GLB zagen we vaak dat wintervoedselakkers in de zomer een klassieke onkruidbestrijding meekregen. Dat doet misschien geen afbreuk aan het produceren van wintervoedsel, maar het ontneemt de maatregel wél het potentieel om er ook in het broedseizoen akkervogels voluit mee te helpen.
Vanuit het oogpunt van de landbouwer klinkt een gebruiksverbod op gewasbescherming mogelijks minder evident omdat opkomst van ongewenste planten onvermijdelijk zijn. De tolerantiegraad tegen akkerdistel of melganzevoet verschilt uiteraard van landbouwer tot landbouwer en mogelijks zit daar met de jaren ook wel wat rek op. Dat verplichte bestrijding van akkerdistelhaarden sinds dit GLB niet meer in de randvoorwaarden is opgenomen, kan daartoe helpen. We zien bijvoorbeeld bij onze Duitse collega's, waar een verplichte bestrijding van akkerdistel niet bestond, een veel hogere tolerantie op voorkomen van akkeronkruiden in agrarisch natuurbeheer. Loopt het echt uit de hand, dan kan in het geval van deze ecoregeling overigens wel relatief kort op de bal worden ingespeeld, omdat het perceel in het daaropvolgend jaar onder vorm van een reguliere teelt terug een klassieke bewerking kan krijgen.
Faunamengsels zijn onder hun huidige voorwaarden gewassen met uitsluitend voorjaarsinzaai (dat hoeft overigens zo niet te zijn, zie verder). Dat betekent sowieso dat ze extra gevoelig zijn voor kieming van onkruidzaden. Daarom kan de aanpak en zeker ook het moment van inzaai van deze faunamengsels een belangrijke rol spelen om te anticiperen op onkruidgroei. Omdat aan dit faunamengsel geen productie vasthangt, kan het voor een landbouwer logisch klinken om met inzaai te wachten tot alle andere werkzaamheden op het veld achter de rug zijn. Strikt genomen bevat het GLB voor ecoregelingen geen voorwaarden rond uiterste inzaaidata (bij beheerovereenkomsten bestaan die wel) en zou er voor faunamengsels kunnen gewacht worden tot de laatste maïs gezaaid is.
Toch is dat geen goed idee, want net omdat het gebruik van gewasbescherming niet is toegelaten is een goede 'dekkende' start van het mengsel een absolute must. Omdat zomergranen de hoofdmoot vormen van de voorgeschreven mengsels, lijkt het aangewezen om vroeg genoeg in te zaaien zodat het graan ook kan rijpen. Dat zou dan vanaf maart betekenen, voor zover de bodemconditie dat dan toelaat. Maar de klavers en kruiden in de mengsels hebben dan weer geen baat om te kiemen bij koud en vochtig weer. Het is dus zoeken naar een compromis en dan lijkt half april de beste kaarten voor te kunnen leggen voor een kieming die snel de bodem bedekt. Wordt er gewacht tot mei dan gaat dat ten koste van de opkomst en krijgen onkruiden dan weer meer kansen. De enige soort uit de voorgeschreven mengsels die daar wel baat bij hebben zijn zonnebloemen, maar zij vormen niet de basisdekking die we net zoeken.
Elke teelt mag dan wel op papier zijn ideale lastenboeken kennen, de mooiste oogsten volgen wanneer er boerenstiel is op los gelaten. Dat betekent dat er rekening gehouden wordt met alle mogelijke parameters zoals weersomstandigheden, bodemconditie, bemesting, enz ... Voor akkervogelmaatregelen komt die boerenstiel ook van pas, alleen wordt een goede oogst hier niet gemeten in tonnages, eiwit- of suikergehaltes maar in optimaal akkervogelhabitat. Voor een mooie opkomst van het faunamengsel wordt dus net zoals bij andere teelten best gezocht naar het 'ideale moment' en een ideale voorbereiding. We sommen enkele aandachtspunten op.
Voor akkervogelmaatregelen komt boerenstiel ook van pas. Alleen meten we de oogst niet aan tonnages, eiwit- of suikergehaltes maar aan optimaal akkervogelhabitat.
De GLB-voorwaarden leggen de contouren vast voor de gebruikte mengsels. Het gaat over mengsels die met een minimale zaaidichtheid van 50kg/ha worden ingezaaid en qua samenstelling voldoen aan volgende principes:
Er zijn dus eigenlijk best wel wat vrijheidsgraden om accenten te leggen die rekening houden met doelstelling (meer granen betekent bv. meer wintervoedsel) of met bodemcondities en landbouwregio's. Dat een landbouwer zelf een mengsel samenstelt kan in principe, maar we vermoeden dat dit in de praktijk weinig zal gebeuren. Het vraagt immers extra inspanningen en omdat gedurende 10 jaar de aankoopfactuur van mengsels met daarin ook de opgelegde verhoudingen en volumes uit de wetgeving moet kunnen worden voorgelegd, zal het gebruik van commerciële mengsels eerder regel dan uitzondering zijn. Het is dus uitkijken naar initiatieven die genomen worden door de gebruikelijke zaadleveranciers of naar bijvoorbeeld samenaankopen door regionale landschappen of WBE's. Vraag wel altijd goed na of de samenstelling conform is aan de meest actuele GLB-voorwaarden.
Op twee punten maken we graag een aanbeveling. Het eerste betreft de zomergranen in de mengsels. We verkiezen daar eerder de graansoorten die hun korrel goed kunnen vasthouden doorheen de winter, wat zomerhaver en -rogge eigenlijk uitsluit. Daarnaast vinden we het heel belangrijk dat onbehandelde zaaigranen gebruikt worden. Omdat niet alle zaden netjes onder de grond worden gedrild bij het inzaaien, stellen we in het veld vaak vast dat vele soorten akkervogels vlak na de inzaai er komen eten aan vrijliggend zaaigraan. Zeker in het voorjaar, wanneer zaden nog schaars zijn en akkervogels hun hungry gap moeten overbruggen, wordt er flink gefourageerd op pas ingezaaide akkers. Onderzoek heeft aangetoond dat zelfs bij kleine hoeveelheden gecoat zaaigraan consumptie door akkervogels tot kleinere legsels en lager broedsucces leidt. Dat willen we absoluut voorkomen.
Vraag zeker naar onbehandeld zaaigraan in jouw faunamengsel. Niet alle zaden geraken immers onder de grond bij het inzaaien. We stelden vast in het veld dat akkervogels het vrijliggend gecoat zaadgoed komen opeten, terwijl onderzoek heeft aangetoond dat dit tot kleinere legsels en lager broedsucces leidt.
Voor een ecoregeling die volledig vrijwillig is en ook qua ligging autonoom bepaald wordt door de landbouwer spelen er twee invalshoeken mee. Aan de ene kant is er de louter economische afweging tussen de jaarlijkse vergoeding (1.500€ per ha) en de potentiële opbrengst van de plek die we voor ogen hebben. Aan de andere kant zijn er ook lokale parameters die bepalen of het faunamengsel een succes zal worden inzake opkomst van het gewas én natuurlijk ook inzake aantrekkingskracht op akkervogels.
Omdat die twee invalshoeken niet altijd tot dezelfde plekken leiden geven we enkele aanbevelingen als leidraad mee:
De huidige ecoregeling 'faunamengsel' heeft wel degelijk een potentieel om een breed palet aan boerenlandvogels en akkerwild te helpen en dit over heel Vlaanderen. De gebruikelijke voorjaarsinzaai van dergelijke perceeltjes brengt wel wat praktische uitdagingen met zich mee en past ook niet altijd in de drukke voorjaarsplanning van landbouwers. Omdat deze maatregel op jaarlijkse basis wordt afgesloten en dus perfect elk jaar van plaats kan veranderen, hoeft die eigenlijk niet persé als voorjaarsgewas te worden aangelegd om zijn functie te vervullen. Als de overheid deze faunavriendelijke ecoregeling zou kunnen uitbreiden met een najaarsmengsel van wintergranen, brassicae en winterharde vlinderbloemigen dan biedt dat meerdere voordelen voor fauna én landbouwer.
Als de Vlaamse Overheid deze faunavriendelijke ecoregeling kan uitbreiden met variant waarbij een najaarsmengsel wordt gebruikt, biedt dat meerdere voordelen voor fauna én landbouwer.
In dat geval wordt het aangepaste faunamengsel aangelegd in dezelfde periode dat vele groenbemesters worden ingezaaid. Dat geeft door de regel een opkomst met veel minder onkruiddruk én een gewas dat bij aanvang van het broedseizoen van akkervogels klaar ligt als zomerhabitat en vervolgens de volgende winter kan ingaan als voedselgewas voor akkervogels. De ecoregeling zal er - afhankelijk van de inzaaidatum in het najaar - dus ongeveer anderhalf jaar liggen. Een nog groter voordeel van zo'n najaarsoptie is het confort voor de landbouwer die deelneemt aan deze maatregel. Het faunamengsel interfereert immers niet meer met de vaak krappe voorjaarsplanning bij de inzaai van mais, bieten of vlas of het poten van aardappelen en wispelturige weersomstandigheden.
Wil je meer tips en achtergrond over faunamengsels en wildakkers? De Antwerpse regionale landschappen maakten er enkele jaren geleden een interessante brochure over, je vindt hem onderaan bij de downloads.
Tekst: Freek Verdonckt
Foto's: Freek Verdonckt